Staatssecretaris Weekers: ‘Auto van de zaak leidt niet tot extra autogebruik in de spits’

leasebakDe huidige wetgeving stimuleert het bezit van een auto van de zaak en leidt tot een sterke toename van woon-werkverkeer, stelde prof. Dr. Van Ommeren van de VU Amsterdam onlangs op Verkeersnet.nl. Je zou daarom parkeren bij bedrijven extra moeten belasten. Staatssecretaris Weekers van financiën vindt dat Van Ommeren volledig de plank misslaat.

De notitie ‘Mobiliteitsmanagement en fiscaliteit’ waarin Van Ommeren verslag doet van een onderzoek naar de relatie tussen deze twee zaken, was voor de Kamerleden Bashir en Paulus Jansen aanleiding voor vragen. In een uitgebreide brief stelt Weekers onder andere dat de conclusie dat de auto van de zaak jaarlijks een economische schade in de orde van €100 miljoen veroorzaakt niet klopt. Die schade zou volgens van Ommeren het gevolg zijn van de extra autokilometers, waarvan een groot deel in de spits in de vorm van 16% extra woon-werkverkeer wordt afgelegd. Van Ommeren baseert die conclusie onder andere op het feit dat werknemers met een auto van de zaak gemiddeld verder van het bedrijf wonen. Dat causale verband wordt volgens Weekers echter niet aangetoond: ‘Uit ander onderzoek blijkt een relatie tussen de hoogte van het inkomen (en daarmee het werk dat iemand doet) en de woon-werkafstand. Het wordt niet duidelijk of adequaat is gecorrigeerd voor deze inkomenseffecten.’ Weekers merkt verder op dat ook werknemers die gebruik maken van een OV-abonnement aantoonbaar gemiddeld een grotere woonwerkafstand hebben.

Weekers is het ook niet eens met de conclusie van Van Ommeren dat bedrijven in kantoorpanden meer parkeerruimte aanbieden dan dat ze zouden doen als het belast zou zijn. Weekers: ‘De gemiddelde ondernemer heeft van nature een kostenprikkel om zuinig om te gaan met ruimte. Het aantal parkeerplaatsen wordt bovendien beïnvloed door de eisen die door de lokale overheid daaraan worden gesteld. Daarbij gaat het bovendien om eisen die per lokale overheid kunnen verschillen, in die zin dat sommige gemeenten minimumeisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen terwijl andere gemeenten een maximum verbinden aan het aantal parkeerplaatsen. In de praktijk blijkt overigens dat steeds meer werkgevers, los van het vorenstaande, betaald parkeren invoeren en/of het verstrekken van parkeerplaatsen reguleren.’

Van Ommeren stelde verder dat het belastingsysteem in Nederland een extreem sterke invloed heeft op het mobiliteitsmanagement van bedrijven. Dat systeem zou zeer sterk de auto van de zaak stimuleren. Ook met deze conclusie is Weekers het oneens: “Het belastingsysteem heeft wel een invloed op het mobiliteitsmanagement van bedrijven, maar de wijze waarop bedrijven invulling geven aan mobiliteitsmanagement wordt ook door een aantal andere factoren bepaald. Hierbij valt te denken aan: kosten, aantrekkelijk werkgeverschap, maatschappelijk verantwoord ondernemen, bereikbaarheid, voor eigen werknemers maar ook voor klanten, bezoekers en leveranciers, imago. Het belastingsysteem in Nederland heeft slechts invloed op één van genoemde factoren, de kosten, terwijl tegelijkertijd de huidige fiscale regelgeving de werkgever voldoende mogelijkheden biedt voor een gedifferentieerde wijze van vergoeden van de kosten van vervoer. Bovendien bevat dit systeem onderdelen die specifiek ook een positieve invloed hebben op milieu en congestie, zoals de Milieu-investeringsaftrek.’

De staatssecretaris is dan ook niet van plan beleidsmatige conclusies te verbinden aan het onderzoek van Van Ommeren. Weekers: ‘Het parkeerbeleid is gedecentraliseerd. Landelijke parkeernormen zijn afgeschaft bij het verschijnen van de VINEX, omdat ze geen rekening hielden met de sterk verschillende lokale situaties. Daarin wil ik geen wijziging aanbrengen.’

Onderwerpen: ,

Auteur: Redactie

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.