Rekenkamer bezorgd over zicht provincie Zeeland op busconcessie

Bus Zeeland
Foto inge

De provincie Zeeland is in de eerste vijf jaar van de huidige busconcessie tekortgeschoten in de monitoring, bestuurlijke verantwoording en evaluatie van het beleid. Sinds 2016 is de concessie niet meer geëvalueerd, terwijl bij de start was afgesproken dit elke drie jaar te doen. Gedeputeerde Staten hebben geen goede monitoringsinformatie voorhanden om Provinciale Staten adequaat te informeren, terwijl dit belangrijk is voor strategische beleidsontwikkeling en controle.

Dat concludeert de Rekenkamer Zeeland in een rapport waarin de tussentijdse balans van de concessie is opgemaakt. Het onderzoek moest uitwijzen of tussen 2015 en 2020 de doelen zijn gerealiseerd op het gebied van vraaggerichtheid, verbondenheid, maatschappelijkheid en duurzaamheid. Dit diende onder meer om lessen te trekken op weg naar een nieuw en toekomstgericht mobiliteitsnetwerk in Zeeland.

In de loop van dit jaar wordt het beleid vastgesteld voor de zogeheten strategische opgave Slimme Mobiliteit, waar ook de busconcessie vanaf 2025 deel van zal uitmaken. De provincie is voornemens om samen met gemeenten de ontwikkelfunctie niet meer neer te leggen bij de vervoerder. Mogelijk verschuift ook de opbrengstverantwoordelijkheid.

Bestuurlijke interactie

De Rekenkamer stelt geen totaaloordeel te kunnen geven of de concessie in de praktijk is uitgepakt zoals beoogd. Er zijn namelijk niet voor alle doelen vooraf meetbare normen vastgesteld, zoals de kostendekkingsgraad of minimale bereikbaarheid. Omdat belangen die samengaan met deze doelen met elkaar kunnen botsen, wil de Rekenkamer zijn vingers niet branden aan een oordeel. Die belangenafweging is aan de politiek en dus aan Gedeputeerde en Provinciale Staten. Maar juist over het samenspel tussen die twee klinkt kritiek vanwege de gebrekkige verantwoording en evaluatie. Daardoor kunnen Provinciale Staten niet voldoende controle uitvoeren.

In de eerste vijf jaar bereikte de provincie op een aantal terreinen “duidelijk” de beoogde resultaten, stelt de Rekenkamer, maar er zijn ook resultaten achtergebleven. Zo is er duidelijk gestuurd op vraaggerichtheid van het stads- en streekvervoer, al is er een beperkt spitsnet en geen succesvol toeristennet tot stand gekomen. Ook de beoogde vervoersgarantie wordt in de praktijk in hoge mate gerealiseerd, maar de integratie met het wmo-vervoer is minder tot ontwikkeling gekomen dan beoogd.

Geen rol voor snelheid

Verder is er in de praktijk te weinig besteed aan de ambitie voor snelle verbindingen, behalve bij het scholierenvervoer. “De snelheid van verbindingen speelde in de gunningsperiode geen enkele rol van betekenis. De verbondenheid met aangrenzende regio’s nam niet toe”, aldus de Rekenkamer. De focus lag in de eerste jaren vooral op het optimaliseren van knelpunten in de dienstregeling; inmiddels is er toenemende aandacht voor snellere verbindingen.

Daarbij moet de provincie zich niet te snel rijk rekenen dat het strekken van lijnen meer inkomsten oplevert, waarschuwt de Rekenkamer. Dat kan aan de ene kant leiden tot meer reizigers omdat de bus sneller en dus aantrekkelijker wordt, maar gaat ook ten koste van nabijheid en kan dus weer reizigers kosten. Ook merkt de Rekenkamer op dat een dagelijks busverbinding van Terneuzen naar Gent wel is opgenomen in toekomstplannen, maar dat hier geen expliciet budget voor is vrijgemaakt. Dat is wel nodig, omdat de reizigersopbrengsten de kosten waarschijnlijk niet zullen dekken.

Drie aanbevelingen

De Rekenkamer doet een drietal aanbevelingen om de controlerende rol van Provinciale Staten te versterken. Een daarvan is het jaarlijks vragen om een rapportage van het gevoerde beleid. De andere twee hebben betrekking op de strategische opgave die komende periode wordt uitgewerkt. Als het aan de Rekenkamer ligt, wordt de informatiepositie van Provinciale Staten expliciet gemaakt, wordt hierover een debat gevoerd en worden aan Gedeputeerde Staten geformuleerde lessen meegegeven die dienen als kader bij de uitwerking van het te voeren beleid.

Gedeputeerde Staten zegt zich te verbazen dat de aanbevelingen zich concentreren op bestuurlijke interactie binnen de provincie. “En niet zozeer op aspecten die aanbevelingen vormen voor de reiziger verbeteringen kunnen worden bereikt.” Dat is een bewuste keuze volgens de Rekenkamer, omdat ‘de’ reiziger niet bestaat.

Daarom is het aan de politiek om reizigersbelangen en behoeftes te wegen, stelt de Rekenkamer. “Temeer ook omdat er in het beleid, zoals uit dit onderzoek blijkt, slechts beperkt harde normen zijn gesteld aan de uitvoering. Daarom is juist het samenspel tussen Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten zo belangrijk, waarbij de weging van belangen een duidelijke plek heeft en daarop controle kan plaatsvinden.”

Ontwikkelfunctie

Als les voor de toekomst concludeert de Rekenkamer verder dat het gebruik van het stads- en streekvervoer relatief stabiel bleef tot aan de coronacrisis, maar in beleidsvorming is steeds uitgegaan van een dalende trend. Dit terwijl monitoring en evaluatie nog eens belangrijker zijn geworden door de onzekerheid die de coronacrisis met zich meebrengt. De Rekenkamer vraagt zich ook af of de provincie voldoende zicht heeft op financiële consequenties van het beleid, terwijl het plan is de ontwikkelfunctie weer naar zich toe te trekken.

De businesscase van de huidige concessie is nu vooral zaak voor Connexxion, maar dat lijkt dus te gaan veranderen. Daarom is het belangrijk om goede vervoerskundige analyses en pilots uit te voeren om beleidswijzigingen richting flexibel fijnmazige oplossingen te onderbouwen om na 2024 niet voor verrassingen te komen staan, aldus de Rekenkamer, die hiervoor voldoende ruimte ziet omdat de concessie ademend is opgezet.

Lees ook:

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Maak gebruik van de exclusieve aanbieding

Bekijk de aanbieding

Auteur: Dylan Metselaar

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.