Advies ACM: opbrengsten trein Eindhoven-Düsseldorf voor overheid

Station Eindhoven van voren (foto: NS)
Foto: NS

De reizigersopbrengsten van het Nederlandse deel van de nieuwe treindienst tussen Eindhoven en Düsseldorf zullen niet naar de vervoerder op het hoofdrailnet gaan. Dit kan namelijk leiden tot een concurrentievoordeel voor deze partij ten opzichte van andere spoorvervoerders. Staatssecretaris Stientje van Veldhoven heeft besloten dat de opbrengsten het ministerie van IenW zullen toekomen. Daarmee volgt de ambtsvrouw het advies van de Autoriteit Consument en Markt (ACM).

Voor deze nieuwe treinverbinding heeft de staatssecretaris ACM opdracht gegeven om te kijken naar het gelijk speelveld en dan met name naar de manier waarop het ministerie de opbrengsten wilde verdelen. De nieuwe internationale treindienst wordt namelijk aanbesteed door de Duitse autoriteit VRR via een zogenaamde kostenaanbesteding. Die model is normaal in Duitsland.

Dit houdt in dat de vervoerder zich richt op het uitvoeren van de concessieafspraken tegen zo laag mogelijke kosten en zijn bod bij de aanbesteding daarop baseert. De opbrengsten vervallen in eerste instantie aan de concessieverlener, die bepaalt wat er gebeurt met de opbrengsten. Daardoor is het Nederlandse ministerie verantwoordelijk voor de reizigersinkomsten aan de Nederlandse kant van de grens.

Vergoeding

De staatssecretaris had het plan om de opbrengsten op het Nederlandse lijn aan de exploitant van het hoofdrailnet toe te kennen. Daardoor zou een vervoerder op het hoofdrailnet geen prikkel hebben om te concurreren met deze nieuwe treindienst en zorgen voor een goede aansluiting tussen de treinen. Om te voorkomen dat de vervoerder op het hoofdrailnet automatisch winst overhoudt, wilde het ministerie de concessieprijs voor het hoofdrailnet verhogen. Maar toch zorgt dit plan voor een oneerlijk concurrentievoordeel voor de vervoerder op het hoofdrailnet.

De verhoging van de concessieprijs leidt namelijk tot onduidelijkheid. Het lijkt bijna onmogelijk om nu al de reizigersopbrengsten te voorspellen vóór de looptijd van de internationale concessie, namelijk veertien jaar. Een verschil tussen de verwachte en de werkelijke opbrengsten is dus niet uit te sluiten en daarom een concurrentievoordeel ook niet, zo meent ACM.

Onwenselijke gevolgen

Een surplus is oneerlijk, omdat de vervoerder op het hoofdrailnet in dat geval een aantrekkelijker bod kan doen dan vervoerders die niet rijden op het HRN. Verlies is net zo onwenselijk, aangezien dit waarschijnlijk ten koste gaat van het aanbod op het HRN. Mocht de verhoging van de prijs toch goed overeenkomen met de extra opbrengsten, vindt ACM dit plan nog steeds ongewenst. Het zou namelijk andere vervoerders tijdens het aanbestedingsproces kunnen afschrikken.

“De ACM komt tot de conclusie dat door de voorgenomen opbrengstenverdeling, waarbij de opbrengsten van reizigers op het binnenlandse traject van de internationale concessie aan de concessiehouder van het HRN toekomen, een klimaat wordt geschapen waarin een risico op een verstoring van het gelijk speelveld ontstaat”, schrijft de mededingingswaakhond.

Samenwerking

Een financiële prikkel is ook niet nodig om ervoor te zorgen dat vervoerders goed samenwerken, adviseert ACM. De verplichting om samen te werken kan namelijk in de concessievoorwaarden opgenomen worden. Dat is momenteel net zo goed het geval in de concessievoorwaarden voor de hoofdrailnetconcessie. Hier kan dan eventueel een boete aan gehangen worden. Bovendien benadrukt ACM dat marktpartijen nu al prima samenwerken in verschillende concessies.

Om te voorkomen dat er een ongelijk speelveld ontstaat, zouden de opbrengsten moeten worden gegeven aan de partij die opdraait voor de kosten en dat is de overheid. De staatssecretaris heeft nu een principebesluit genomen om de inkomsten op het Nederlandse deel van de lijn naar het ministerie te laten lopen. “Met de ACM ben ik van mening dat een mogelijke verstoring van het gelijke speelveld voorkomen dient te worden.”

Nieuwe treindienst

De concessie op het traject Eindhoven-Düsseldorf wordt verleend vanaf 1 januari 2025 en loopt tot 2039. Daarmee gaat deze gelijktijdig van start als de nieuwe concessie op het hoofdrailnet. Dit is bewust gedaan, omdat de komst van deze nieuwe, internationale treindienst betekent dat er één intercity-trein tussen Eindhoven en Venlo per uur uit het hoofdrailnet wordt gehaald. Daarmee ontstaat ruimte voor de integratie van de Duitse treindienst (RE13) en een snelle trein tussen Eindhoven en Venlo.

Lees ook:

Volgende stap voor directe trein Eindhoven-Düsseldorf

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Maak gebruik van de exclusieve aanbieding

Bekijk de aanbieding

Auteur: Inge Jacobs

3 reacties op “Advies ACM: opbrengsten trein Eindhoven-Düsseldorf voor overheid”

Eric Struch|12.05.20|19:03

De spoorwereld zag er in de vorige eeuw toch een stuk eenvoudiger uit. NS en DB hadden met elkaar geregeld dat er elke twee uur een rechtstreekse Intercity(buurland)trein reed van Den Haag via Eindhoven en Venlo naar Keulen. Opbrengsten op het Nederlandse traject gingen naar NS en op het Duitse deel naar DB. Materieelkosten werden verrekend via de internationale askilometer balans. Indien gewenst, kon de dienstregeling elk jaar worden aangepast. Er waren in vele knopen geplande aansluitingen.

Raymond Van Den Hoven|12.05.20|15:20

Nu snap ik waarom het tot 2025 moet duren voordat die trein gaat rijden. Als je je tijd verdoet met zeurpieten over dit soort onzin…..

Joop Ummels|12.05.20|11:56

Vervalt t.z.t. de gehele intercity dienst tussen Eindhoven en Venlo ? Ruimte voor sprinterdienst om de tussenliggende stations te bedienen ?