‘Coronacrisis legt grenzen van marktwerking pijnlijk bloot’
De zwakke plekken van het huidige OV-systeem worden blootgelegd door de coronacrisis. Er moet op een andere manier worden nagedacht over het aanbesteden van concessies, schrijven Evert Jan van de Mheen en Job Marskamp van CNV Vakmensen in hun eindejaarsblog voor OVPro.
Terugkijkend op het afgelopen jaar zijn een aantal dingen duidelijk geworden. Allereerst dat het dus mogelijk is dat de vraag naar openbaar vervoer acuut en voor langere tijd compleet instort. En tegelijkertijd – en dat is belangrijker – dat het openbaar vervoer wél moet blijven rijden, reizigers of geen reizigers. Het openbaar vervoer vervult een cruciale functie en een buschauffeur is een onmisbaar beroep.
Grenzen aan de marktwerking
De coronacrisis heeft tegelijkertijd duidelijk gemaakt dat de marktwerking z’n grenzen kent. Zonder een forse bijdrage van de Rijksoverheid had er begin april geen bus meer gereden. De vervoersbedrijven hebben geen enkel vet op de botten. Deels is dat ook hun eigen schuld, erkent ook Transdev-topman Pier Eringa in een interview in het AD: “We hebben elkaar met z’n allen een beetje gek laten maken door in te schrijven op concessies die enkel met optimistisch begroten winstgevend waren te krijgen.”
Dat is een rake constatering, die veel zegt over hoe vervoersbedrijven afgelopen jaren te werk zijn gegaan rond aanbestedingen. Ze hadden er ook voor kunnen kiezen om niet in te schrijven op concessies en dat alleen te doen als er meer dan marginaal rendement te behalen is. Je mag tenslotte van vervoersbedrijven verwachten dat ze klappen kunnen opvangen en niet na twee weken vraaguitval al vragen om de landelijke geldkraan maar open te draaien en dan ook liefst voor 100 procent.
De ontwikkelingen rond de Valleilijn laten zien dat er altijd óók nog de keuze is om níet in te schrijven. Dat had natuurlijk ook eerder kunnen en moeten gebeuren. Maar het gebeurde niet. Vervoersbedrijven wilden maar al te graag de concessies binnenslepen, koste wat kost. Dat dit ten koste ging van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen was bijzaak.
(Tekst gaat verder onder de foto)
Aan het infuus
We zien nu waar dat toe leidt. “We hangen in de touwen, zitten aan het infuus, liggen op de ic”, constateert Eringa in hetzelfde interview. Maar de werknemers – die mensen met een ‘cruciaal beroep’ – zijn uiteindelijk degenen die de prijs betalen voor deze doorgeslagen marktwerking. Flexkrachten zijn massaal op straat gezet. Vaste medewerkers zijn op de nullijn gezet – er was in de cao zelfs geen ruimte voor een symbolische eenmalige coronabonus.
Ze mogen al blij zijn met een werkgelegenheidsgarantie, en die geldt dan ook nog maar alleen voor het roostergebonden personeel. Werknemers op kantoren kijken intussen met angst en beven naar wat 2021 gaat brengen. Niemand weet tenslotte hoe de komende tijd eruit gaat zien, hoe het openbaar zich zal herstellen en in welk tempo.
Voor zover het al niet duidelijk was, legt de coronacrisis pijnlijk de zwakke plek bloot van het huidige systeem, waarbij vervoersbedrijven voor een (vaak veel) te lage prijs inschrijven op concessies. Het moet echt anders in het openbaar vervoer. Provincies zullen op een andere manier na moeten denken over aanbesteden. Niet de kosten moeten leidend zijn, maar de behoefte moet bepalend zijn. Ga uit van een eerlijk rendement, zodat vervoersbedrijven ook de mogelijkheid hebben om buffers op te bouwen en een fatsoenlijk personeelsbeleid te voeren.
Verwachtingen
Wat dat betreft verwachten wij van vervoersbedrijven én van de provincies dat ze – juist in deze tijd – laten zien dat zij hun verantwoordelijkheid nemen voor de werknemers in het openbaar vervoer. We accepteren niet nóg een keer een nullijn. En we willen komend jaar ook concrete resultaten zien van een goede regeling om eerder te kunnen stoppen met werken, zoals onlangs afgesproken in de cao.
Hoe het met de coronacrisis gaat is voor ons allemaal ongewis, maar laat het niet zo zijn dat werknemers moeten bloeden voor een systeem dat tegen zijn eigen grenzen is aangelopen.
Evert Jan van de Mheen en Job Marskamp zijn onderhandelaars van CNV Vakmensen
Lees ook de eerder gepubliceerde eindejaarsblogs:
- ‘Kies nu niet voor krimp, maar investeer juist in het OV’
- ‘Met vaccin wordt de afspeelknop van het OV in 2021 weer ingedrukt’
U las zojuist één van de gratis premium artikelen
Onbeperkt lezen? Maak gebruik van de exclusieve aanbieding
Bent u al abonnee?
Een ZE-wagen IN een woonwijk met 10 pass. is maatschappelijk net zo relevant als een spitslijn naar een werkgebied met 20 pass. Draagt ook bij aan de sociale veiligheid en aan de mobiliteit van mensen met een beperking. En het mag best, een keer rekening houden met elkaar; als die bus een keer extra stopt voor in/uitstappen en er dan 2 minten langer over doet. Juist de menselijke maat, de ontsluitende functie en het sociale aspect van het OV wordt er bij aanbestedingen steeds verder uitgesneden
Het grote probleem is dat er steeds veel wordt geroepen door politici en mensen die VINDEN dat ze er verstand van hebben. OV-personeel in de uitvoering heeft vaak ook veel inzicht, soms meer dan mensen achter een bureau. Alleen daar kan je bedenken dat een buslijn recht moet zijn met zo min mogelijk haltes. Dat is echter wat treinen doen! Maar (bus)OV is een maatschappelijke voorziening die zoveel mogelijk mensen hoort te bedienen en niet alleen maar (mogelijke) gebruikers van een “vette lijn”.
Fijn dat dit weer geroepen word door vakbondsbestuurders die niet veel verstand hebben van de OV wereld.
Altijd draait het bij het OV maar om de belangen van het personeel.