‘Fietsen is goed voor bereikbaarheid én geluksgevoel’

Lezing-Van-Veldhoven-op-Nationaal-Fietscongres.-FOTO-Martin-Hols
Lezing-Van-Veldhoven-op-Nationaal-Fietscongres.-FOTO-Martin-Hols

Fietsen draagt bij aan een betere bereikbaarheid én een hoger geluksgevoel. Dat beklemtoonden staatssecretaris Stientje van Veldhoven, de Rotterdamse mobiliteitswethouder Adriaan Visser en hoogleraar Ap Dijksterhuis op het Nationaal Fietscongres 2018 in Rotterdam. De boodschap viel in goede aarde bij de ruim tweehonderd bezoekers.

“Ik voel mij gelukkig op de fiets”, zegt Stientje van Veldhoven, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat tegen een volle zaal in het Rotterdamse Hulstkampgebouw. Vertegenwoordigers van overheden, belangenorganisaties en marktpartijen zijn hier deze donderdag bijeen voor het Nationaal Fietscongres 2018. “Dat was al als jong meisje, op weg van huis naar school – fietsend over de dijk bij Waardenburg. Of over de lange Waalbrug bij Zaltbommel – altijd wind tegen voor je gevoel.”

Het geluksgevoel heeft ze nog steeds, benadrukt ze. “Als ik van huis op de fiets naar het departement kan, dan vind ik dat een heerlijke start van de dag. En als ik na een lang debat in de kamer nog even kan uitwaaien op weg naar huis, dan blaast dat letterlijk de werkdag uit je hoofd en kom je weer fris thuis aan.”

Bittere noodzaak

Maar fietsen is niet alleen fijn, het is ook bittere noodzaak, stelt Van Veldhoven. “Als we zien dat er komende tien jaar 500.000 mensen bijkomen in de Randstad, en dat al die mensen naar werk, naar school en naar vrienden en familie willen, dan loopt Nederland vast als we niet investeren in de fiets. We zijn, kortom, niets zonder de fiets. Of je zou ook kunnen zeggen: met de fiets bereik je iets.”

We zijn, kortom, niets zonder de fiets.

Ze wijst op haar plannen die ze onlangs bekend maakte en zegt: “Daarom wil ik meer investeren in meer infrastructuur zoals stallingen, fietssnelroutes, meer fietsveiligheid, meer combinaties van OV en fiets en een volwaardige plek van de fiets in onze mobiliteitsplannen.” Het doel is, zegt ze, om 200.000 forenzen uit de file op de fiets te krijgen en dat er 3 miljard meer kilometers met de fiets afgelegd gaan worden in Nederland. Een ambitieuze doelstelling erkent ze, maar zeker haalbaar als alle partijen hun schouders eronder zetten.

Flinke winst

Ze heeft drie speerpunten. Woon-werkverkeer per fiets stimuleren is de eerste. Hier is volgens haar flinke winst te behalen. “Als je de cijfers ziet, is het eigenlijk schokkend: meer dan de helft van alle autoritten is korter dan 7,5 kilometer. Dat is een afstand waarvoor je prima de fiets kunt pakken. En dan woont ook nog eens de helft van alle werknemers binnen 15 km van hun werk.”

Om het woon-werkverkeer per fiets te stimuleren, gaat ze met werkgevers overleggen hoe de bestaande fiscale regelingen beter benut kunnen worden. Bijvoorbeeld of de 19 cent kilometervergoeding ook niet gewoon standaard voor fietsers kan gelden. En of werknemers geen vergoeding voor de aanschaf van een nieuwe fiets kunnen krijgen.

Fietsinfrastructuur verbeteren is haar tweede speerpunt. “Ik heb 100 miljoen uitgetrokken voor het versneld aanleggen van fietsroutes. Maar ook voor het vernieuwen, vergroten en efficiënter benutten van de fietsstallingsmogelijkheden bij stations.”

Kwart miljard

Ze benadrukt dat het beschikbare budget zo efficiënt ingezet moet worden. “Daarom ga ik maximaal 40 procent bijdragen voor de kosten per project. Zo kunnen we met elkaar veel meer realiseren. Als we met elkaar dat geld goed inzetten, kunnen we samen een kwart miljard investeren in de fiets de komende periode.” Haar voorkeur gaat uit naar projecten die snel resultaat opleveren, die dus binnen deze kabinetsperiode gebouwd kunnen worden. Maar ook naar projecten die passen in een regionale aanpak van fietsstimulering waarbij ook werkgevers en werknemers betrokken zijn. En naar projecten die zo duurzaam mogelijk zijn.

De volwaardige en gelijkwaardige rol van de fiets bij bereikbaarheidsprojecten verzekeren is haar derde speerpunt. “De fiets moet structureel onderdeel gaan uitmaken van de afweging van welke oplossingen nodig zijn om bereikbaarheidsknelpunten aan te pakken.”

Dna

De Rotterdamse mobiliteitswethouder Adriaan Visser staat voor de uitdaging om zijn stad meer en vaker op de fiets te krijgen. Op zich is hij – mede door de inzet van zijn voorgangers – goed op weg. “De afgelopen tien jaar is het aantal fietsers met 60 procent gestegen”, zegt hij in zijn lezing na Van Veldhoven. “In diezelfde periode hebben we 40 miljoen geïnvesteerd in allerlei fietsmaatregelen – groot en klein. En we zijn nog lang niet klaar.”

In Rotterdam-Zuid heb je fietsen niet in je dna zitten

Want de uitdagingen zijn groot. “In Rotterdam-Zuid heb je fietsen niet in je dna zitten. Bewoners met niet-westerse achtergrond op Zuid fietsen vrijwel niet. En hebben er afgelopen jaren eigenlijk ook niets mee gehad. Ze zijn er ook niet mee opgegroeid. 26 procent van de bewoners op Zuid heeft überhaupt geen fiets. Op Noord is dat 12 procent.”

Daar moet iets aan veranderen, vindt hij. Om de luchtkwaliteit te verbeteren én om al die extra inwoners die zijn stad verwcht goed van A naar B te krijgen. Daarom is de gemeente, zegt hij, onder andere bezig met het invoeren van parkeernormen voor fietsers. En met het organiseren van fietslessen en voorlichting voor moeders en hun kinderen op Zuid.

Zorgen en frustraties

Fietsen levert de fietser zelf ook veel op, benadrukt Ap Dijksterhuis, hoogleraar sociale en cultuurpsychologie aan de Radboud Universiteit. Fietsen helpt mensen volgens hem om ‘zorgen en frustraties te laten varen’ en om te ‘leven in het hier en nu’ – wat hij noemt belangrijke uitgangspunten van het Boeddhisme.

“Fietsen geeft je een behoorlijke mate van vrijheid. Je kunt gaan en staan waar je wil.” Dat voorkomt frustratie en zorgt dus dat mensen gelukkiger zijn, zegt hij. En dat blijkt volgens hem ook uit onderzoek. “Het minst gelukkige moment op een normale dag van een gemiddelde Nederlandse burger, is de tijd van en naar het werk. Maar behalve dus bij mensen die op met de fiets reizen. De frustratie zit vooral bij mensen in de auto en in de trein.”

Vrij perfect

Ook bij het leven in het hier en nu leven helpt de fiets, stelt Dijksterhuis. “Om in het nu te leven, moet je voldoende informatie verwerken, voldoende te doen hebben, en je moet je enigszins kunnen concentreren op wat je aan het doen bent. Als je fietsen vergelijkt met andere vormen van transport, is fietsen vrij perfect: je moet indrukken opdoen – niet teveel en niet te weinig. Je moet je een beetje concentreren op wat je aan het doen bent.”

Daarin verschilt fietsen van wandelen of met het openbaar vervoer reizen, benadrukt hij. “Als je lange wandelingen maakt en je hebt zorgen, ga je toch wel malen, omdat je je nauwelijks hoeft te concentreren. Als je heel lang in de trein zit, is de informatieverwerking niet optimaal: het gaat te snel, je hebt weinig verbinding met het landschap, het schiet te snel aan je voorbij.”

Auteur: Jan Pieter Rottier

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.