Andere frequentie autokeuringen draagt niet bij aan verkeersveiligheid
Een verruiming van de APK-keuringsfrequentie zal negatief uitpakken voor de verkeersveiligheid. Dit blijkt uit een onderzoek dat SWOV heeft uitgevoerd voor de RDW. Het vaker keuren van auto’s die veel hebben gereden, helpt de verkeersveiligheid wel enigszins.
Door de opkomst van voertuigen waarbij verschillende brandstoffen gecombineerd worden is het bepalen van de frequentie van de periodieke keuring steeds lastiger voor RDW. Bovendien lijkt het onderscheid tussen diverse brandstofsoorten, met name benzine, LPG, elektriciteit/hybride en diesel, minder relevant te zijn geworden. Eenzelfde behandeling van alle APK2 voertuigen is daarmee aantrekkelijk, wanneer dit geen wezenlijke verslechtering van de verkeersveiligheid met zich meebrengt. Maar dat blijkt dus wel het geval.
Auto’s op diesel of LPG moeten nu na uiterlijk drie jaar voor het eerst worden gekeurd en daarna jaarlijks (het 3-1- stramien). Benzineauto’s en elektrische auto’s moeten nu na vier jaar voor het eerst worden gekeurd, daarna gedurende vier jaar om de twee jaar, en dan jaarlijks (het 4-2-2-1-stramien).
De SWOV onderzocht wat het effect zou zijn als alle auto’s in een 3-2-2-1-frequentie zouden worden gekeurd (en vervolgens elk jaar). En wat het effect zou zijn van keuringsvarianten die beginnen na vier jaar en vervolgens om de twee en later om het jaar.
Alle varianten blijken tot meer verkeersonveiligheid te leiden: in de gunstigste variant (3-2-2-1) leidt het tot 2% meer verkeersdoden. De meest ongunstige variant (4-2-2-2-1) leidt tot 11 extra verkeersdoden.
Daarnaast is voor elke variant nagegaan wat het effect is van een extra eis dat auto’s met meer dan 160.000 km op de teller jaarlijks gekeurd moeten worden. Dat scheelt wel. Zo’n extra keuring zou bijvoorbeeld in de meest ongunstige variant 4,5 verkeersdoden besparen.
Daarom geeft de SWOV als aanbeveling mee om zo’n extra keuring op basis van een hoge kilometerstand – bijvoorbeeld 100.000 km – toch maar eens te overwegen.
