Congres Mobiliteitstransitie: ‘Brede welvaart onmisbare factor in mobiliteitsbeleid’

Fietser op viaduct boven A20
Fietser op viaduct over de autosnelweg A20 op de Ring van Rotterdam. Foto: Peter Hilz / HH

“Betrek het concept brede welvaart bij mobiliteitsbeleid, om niet alleen de welvaart, maar ook het welzijn van mensen te bevorderen”, zeggen Liselotte Bingen, beleidsadviseur bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Diana Vonk Noordegraaf, senior consultant Strategy and Policy bij TNO. Hoe beleidsmakers dit gedachtegoed kunnen toepassen, lichten zij toe op het Congres Mobiliteitstransitie, 31 mei in Den Haag, tijdens een break-out sessie over Brede welvaartsindicatoren voor mobiliteit (‘Break-out 2’).

IenW en TNO werkten samen aan de studie ‘Indicatoren voor brede welvaart in het mobiliteitsdomein’. De set van 42 indicatoren die deze studie heeft opgeleverd, helpt beleidsmakers de dimensies leefomgeving, veiligheid, bereikbaarheid en gezondheid mee te nemen in hun besluitvorming. “Deze informatie over bredere maatschappelijke doelen helpt overheden, provincies, gemeenten, eigenlijk iedereen in ons werkveld, betere afwegingen te maken in het beleid rondom mobiliteitstransitie”, aldus Vonk Noordegraaf.

Bingen legt uit hoe deze shift in de verbreding van doelen tot stand is gekomen: “We beginnen allemaal al langer in te zien dat het niet meer houdbaar is om alleen maar te sturen op economische groei. Economische groei is steeds meer gelijk komen te staan aan welvaart, maar we weten inmiddels dat welvaart en vooral welzijn van mensen uit veel meer onderdelen bestaat. We moeten heroverwegen waar we op willen sturen in ons beleid. Willen we alleen maar dat mensen zo snel mogelijk van A naar B komen, op de snelweg, in de spits, in hun leaseauto? Of willen we veel breder kijken: hoe kunnen we zorgen dat mensen kunnen deelnemen aan de maatschappij en hoe kan mobiliteit dat mogelijk maken?”

Verdelingseffecten

Vernieuwend aan het concept brede welvaart zijn verdelingseffecten. Oftewel: welke verschillende groepen zijn er te onderscheiden en zijn er bepaalde effecten op het gebied van leefbaarheid, veiligheid, gezondheid en bereikbaarheid die anders uitpakken voor de ene groep, vergeleken met de andere groep? Volgens Vonk Noordegraaf wordt in de besluitvorming nu nog te weinig rekening gehouden met deze vraag. “Beleidsmakers moeten zich afvragen of burgers ergens profijt of juist last van kunnen hebben. Je kunt een fantastisch ov-systeem hebben, maar als jij toevallig degene bent die ‘s avonds naar zijn werk moet maar er rijdt niks, dan heb je er niks aan,” legt Vonk Noordegraaf uit. “Of neem het voorbeeld van het creëren van een autoluwe binnenstad. Hoe zorg je dan dat mensen die slecht ter been zijn en afhankelijk zijn van hun invalidevoertuig, daar nog wel kunnen komen? Dat is denken vanuit de gebruiker.”

(Tekst loopt door onder de foto)Stedelijke functies bij Randstadrail

Starten vanuit de indicatoren

Beleidsmakers zijn gewend te starten vanuit abstracte doelstellingen. “Dit blijft vaak algemeen met stellingen als ‘we willen duurzame mobiliteit’. Maar door te starten bij de indicatoren, maak je gelijk duidelijk waar je het over hebt en wordt beleid een stuk concreter,” betogen Bingen en Vonk Noordegraaf.

“Om terug te komen op het voorbeeld van de herinrichting van een binnenstad”, vervolgt Vonk Noordegraaf. “Mensen in het werkveld zijn gewend primair te kijken naar bereikbaarheid. Maar hoe zit het met de impact op gezondheid? En de leefomgeving? Als je er toch mee bezig bent, kun je de beschikbare indicatoren hier net zo goed in meenemen, zodat je zo’n thema nog breder trekt.”
Bingen vult aan dat ministeries nog te snel het reflex hebben: ‘daar zijn wij niet van’ en ‘dat doet een ander ministerie’. “Maar het is zonde om bijvoorbeeld gezondheidsdoelstellingen niet mee te nemen in mobiliteitsbeleid,” vertelt Bingen.

Landelijk dashboard met bruikbare data

TNO en IenW willen tijdens de break-out sessie de boodschap overbrengen dat er al veel mogelijk is, met de vier opgestelde dimensies en de bijbehorende indicatoren. “Er is al veel data beschikbaar en beleidsmakers hoeven dus niet vanaf nul te beginnen. Als je wil, kan je de benodigde informatie boven water halen. Het is misschien meer werk dan slechts naar één dimensie kijken, maar maatschappelijke ontwikkelingen hebben nu eenmaal ook invloed op het mobiliteitsbeleid,” legt Vonk Noordegraaf uit. Ze voegt hieraan toe dat de onderzoekers streven naar een dashboard op nationale schaal, waar relevante data over de vier dimensies te vinden is. “Het helpt bij de start van een project of beleidsprogramma als je weet naar welke dimensies en de bijbehorende aspecten je kunt kijken. We hopen vooral dat beleidsmakers het straks gewoon gaan dóén.”

Lees hier meer over het Congres Mobiliteitstransitie.

Auteur: Marloes Kanselaar

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.