‘Niet goed vast te stellen of mobiliteitsarmoede in Nederland bestaat’

Of mobiliteitsarmoede in Nederland bestaat en in welke omvang, is niet of nauwelijks af te leiden uit de Nederlandse literatuur. Dat concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid op basis van de verkennende studie ‘Mobiliteitsarmoede: vaag begrip of concreet probleem?’. Wel zijn groepen aan te wijzen die gebrekkige vervoersmogelijkheden hebben. Verder onderzoek een model dat het KiM ontwikkeld heeft, kan het inzicht vergroten.

Volgens het KiM zijn er specifieke groepen in de samenleving die in mindere mate aan het mobiliteitssysteem kunnen deelnemen. Vaak geldt voor hen een combinatie van gebrekkige toegang tot vervoersmiddelen, verminderde bereikbaarheid van bestemmingen en beperkte persoonlijke vaardigheden.

Het gaat hierbij voornamelijk om mensen met een laag inkomen, mensen die werkloos zijn of werk zoeken, ouderen (met name vrouwen), mensen zonder rijbewijs, mensen met een migratieachtergrond en bewoners van rurale gebieden. Ruimtelijk gezien wonen deze groepen vooral in de grote steden en in de krimpgebieden in Nederland. Voor mensen met een functiebeperking – zowel fysiek als mentaal – is een vangnet aanwezig, namelijk het doelgroepenvervoer.

Omvang

Maar dat echt sprake is van vervoersarmoede, en in welke omvang, dat kunnen de onderzoekers uit de beschikbare Nederlandstalige literatuur kan niet of nauwelijks afleiden. De Nederlandse situatie laat zich ook lastig vergelijken met onderzoeksresultaten uit andere landen.

Over de mogelijke maatschappelijke gevolgen van mobiliteitsarmoede in Nederland is niet heel erg veel bekend, stellen ze. Mobiliteitsarmoede kan een negatief effect hebben op iemands baanperspectieven en kan de toegang tot het sociale netwerk beperken. Het kan het risico op sociale uitsluiting vergroten. Dat het KiM weinig over mobiliteitsarmoede kan zeggen, is opvallend. Er wordt veel over gesproken door vervoerders en gemeentebesturen.

Verschillende domeinen

De onderzoekers geven aan dat sociale uitsluiting een vraagstuk is dat verschillende domeinen overstijgt en benaderd moet worden vanuit verschillende perspectieven (fysiek, sociaaleconomisch, cultureel, onderwijs, gezondheid en mobiliteit).

Vanwege het gebrek aan kennis over mobiliteitsarmoede in Nederland, stelt het KiM vervolgonderzoek voor. De onderzoekers pleiten voor een benadering langs twee lijnen. De eerste is kwalitatief onderzoek om meer inzicht te krijgen in de segmenten waar mobiliteitsarmoede naar verwachting mogelijk speelt. Dit kan door focusgroepsessies te organiseren onder verschillende bevolkingssegmenten. De tweede is kwantitatief onderzoek om de omvang en de mate van mobiliteitsarmoede vast te stellen en de samenhangen tussen verschillende invloedsfactoren te bepalen.

Model voor vervolgonderzoek

Voor het vervolgonderzoek ontwikkelde het KiM een model en begrippenkader, gebaseerd op diverse zienswijzen op ‘sociale uitsluiting’ en de elementen die daarin een rol spelen. Dit model kan volgens de onderzoekers helpen bij het inzichtelijk maken waar en in welke mate mobiliteitsarmoede speelt en de invloed daarop van diverse factoren.

Het kennisinstituut voerde de verkenning naar mobiliteitsarmoede in Nederland uit in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Aanleiding is de groeiende aandacht voor het thema ‘maatschappelijke tweedeling’ en de toenemende ‘ongelijkheid’ tussen groepen mensen in Nederland.

Auteur: Jan Pieter Rottier

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.